De Nederlandse boerenopstand vestigt de aandacht op de minister-president van Nederland, Mark Rutte. Waarom volgt hij deze agenda om de Nederlandse landbouw ingrijpend te herstructureren?
Toen de boerenprotesten internationaal nieuws werden, zag ik op Twitter dat premier Mark Rutte de zoveelste loopjongen van Klaus Schwab was. Niet om te suggereren dat Rutte op enigerlei wijze niet in lijn zou kunnen zijn met de agenda van het World Economic Forum, maar ik denk dat dit hem geen recht doet. Hij is een stuk slimmer dan WEF-protegés zoals de Canadese Justin Trudeau of de Nieuw-Zeelandse Jacinta Ardern, oppervlakkige figuren die in banale gemeenplaatsen spreken en als boegbeelden overkomen.
Door: Erich brink, redactie OnsNieuws
Rutte is een zeer bekwame politieke operator, misschien het best te vergelijken met de Duitse Angela Merkel. Hij bekleedt bijna twaalf jaar de hoogste zetel in de Nederlandse politiek, een van de langdurige premiers in de moderne Nederlandse geschiedenis. Vanaf begin 2022 leidt hij zijn vierde coalitieregering, die volgens de naamgevingsconventies “Rutte IV” wordt genoemd. Rutte is de leider van de VVD, die in steeds irrelevantere conventionele politieke terminologie zou kunnen worden omschreven als typisch Europees liberaal: economisch conservatief, sociaal progressief.
Aangezien geen enkele politieke partij een absolute meerderheid behaalt bij verkiezingen in onze moeilijke en verdeeldheid zaaiende tijd, worden regeringen gevormd door coalities van twee of meer partijen. Gezien het versnipperde politieke landschap kan dit betekenen dat er complexe coalities van drie of vier partijen moeten worden bijeengebracht.
Zoals Rutte of niet, hij is zeer bedreven in het samenstellen van dergelijke coalities, hoewel het uitzonderlijk lang kan duren; het huidige regime duurde ongeveer negen maanden om te vormen en zag pas het daglicht in de vroege dagen van 2022. Hierdoor kreeg het land een demissionaire regering tijdens een aanzienlijk deel van de pandemie, het meest ongelukkig voor ons, minder voor degenen duck” ministers die de leiding hebben.
Enkele jaren geleden, tijdens Rutte III, was er een lang en uitgesponnen publiek debat over een ogenschijnlijk duistere kwestie, een onderdeel van het vennootschapsbelastingrecht, en dat was illustratief voor de manier waarop Rutte werkt en wat voor soort politicus hij is. Kortom, het kabinet heeft aangekondigd de belasting op bedrijfsdividenden af te schaffen met als doel het investeringsklimaat te verbeteren. (De dividendbelasting bracht zo’n € 1,75 miljard per jaar op, een aanzienlijk bedrag in budgettair opzicht voor dit kleine land, dus het was geen triviale kwestie).
Er werd gesuggereerd dat twee van Hollands kroonjuwelen, Royal Dutch Shell en Unilever, naar Londen zouden vertrekken als dit niet zou gebeuren. De Belastingdienst geeft echter aan dat de dividendbelasting weinig of geen meetbare impact heeft op internationale beleggersbeslissingen. Rutte ontkende hun rapport gelezen te hebben, later bleek dat hij dat wel had gedaan. Hij maakte toen een opmerkelijke opmerking: dat hij in de “diepste vezels van zijn wezen” geloofde dat het de juiste keuze was om te doen.
We moesten hem gewoon vertrouwen hierin, geen bewijs of ondersteunend argument vereist. Binnen de regeringscoalitie leek er niet veel animo te zijn voor deze verandering in het belastingbeleid, de leider van de ChristenUnie, Gert-Jan Segers, uitte zijn ongenoegen door te zeggen dat het was alsof hij “een meloen moest doorslikken”.
De positie waarin de ongelukkige CU-leider en zijn medecoalitieleden zich bevonden, onthulde nog een ander kenmerk van het moderne Nederlandse politieke leven: rigide coalitieakkoorden die achter gesloten deuren werden gevormd. Hoewel geen enkele politieke partij de afschaffing van de dividendbelasting in hun campagneprogramma’s had opgenomen, dus geen enkele Nederlandse kiezer op de hoogte was van het plan en zijn geïnformeerde toestemming gaf, zou het tijdens het langdurige onderhandelingsproces van de coalitie na de verkiezingen zijn overeengekomen in de spreekwoordelijke met rook gevulde kamers.
Parlementariërs zijn onderworpen aan partijdiscipline en hebben daarom geen andere keuze dan steun te verlenen aan hetgeen eerder door de partijleiding was overeengekomen. Deze situatie, door sommigen hier griezelig aangeduid als kadaverdiscipline(letterlijk: “regimentatie van lijken”), geeft de Nederlandse parlementaire debatten een overwegend ritueel karakter; resultaten worden grotendeels van tevoren bepaald – maar een krachtig debat is toegestaan! De oppositie mag aan het woord. De honden blaffen, de karavaan trekt verder…
Rutte won uiteindelijk. De corporates werden de onwelkome aandacht beu, Unilever besloot niet te verhuizen, men dacht dat dat het einde was. Maar nee, Rutte gaf niet op, de afschaffing van de dividendbelasting werd omgezet in een meer algemene verlaging van de vennootschapsbelasting.
Dit is dus Mark Rutte in een notendop: een gemakkelijke dissembler, een ‘niet-ideologische’ bedrijfstechnocraat die ongegeneerd minachting heeft voor democratisch proces en transparantie, en natuurlijk hardnekkig pro-EU is. Maar hij heeft een sfeer van bestuurlijke professionaliteit gecreëerd, van gelijkmoedigheid en openheid, van opgewekt optimisme dat een groot deel van het Nederlandse publiek lijkt te overtuigen hem te vertrouwen, verkiezing na verkiezing. Wat zijn fouten ook zijn, zoals een uitgesproken onverschilligheid voor de waarheid, Rutte is een bekwaam leider en een redelijk mens, althans dat wordt ons voorgehouden.
Dit brengt ons bij de huidige boerenprotesten. In de context van het decennialange traject van het neoliberalisme is Mark Rutte een gematigde figuur; hij is geen extremist en ook geen ideologische uitbijter. Toch is deze oorlogsverklaring aan de Nederlandse boeren zo radicaal, zo extreem, zo autoritair, zo grotesk slecht getimed, dat het allerlei vragen oproept. Wat zijn zijn motieven? Wiens agenda streeft hij na? Een vulgaire landroof? Multhusiaanse groene politiek? Een door het WEF geïnspireerde gecontroleerde sloop van de Nederlandse economie? Ik heb zeker niet de antwoorden.
Wat er ook aan de hand is, Rutte geniet niet langer de ondubbelzinnige steun van zijn eigen basis; op een partijcongres van 11 juni sprak een nipte meerderheid zich in een intern referendum uit tegen de draconische maatregelen. Dit grotendeels symbolische gebaar onthult nog een ander kenmerk van het moderne politieke leven hier: de controle van bovenaf door reguliere partijen. Leden zijn niet langer kiezers, ze zijn feitelijk toeschouwers. Het nieuwe beleid is in het meest recente coalitieakkoord geconcretiseerd en Mark Rutte is van plan om door te gaan met deze radicale herstructurering van de Nederlandse landbouw zonder expliciet mandaat van ofwel de electorale basis van zijn partij of het publiek als geheel.
Het is te vroeg om te zeggen waar de boerenopstand naartoe gaat. Nederland heeft een diepgewortelde volkstellingscultuur, waarvan deze aanval op boeren een ernstige schending is. Het is een cultuur die autocratisch gedrag afwijst; Nederlanders handhaven een gezond anti-autoritarisme. De boeren worden steeds militanter. Ze genieten brede steun van het publiek, maar dit heeft zich nog niet vertaald in een brede actieve weerstand.
Voorlopig ziet de positie van Rutte er veilig uit. Maar als de situatie niet wordt opgelost voordat de herfst aanbreekt en we systematische voedsel- en brandstoftekorten beginnen te zien die sommigen voorspellen, zou dit de zelfgenoegzaamheid van de nog vrij passieve Nederlandse burger kunnen doen wankelen. Als we dat punt bereiken, zijn alle weddenschappen uitgeschakeld.