Moslima’s met hoofddoek worden bij sollicitaties veel vaker afgewezen dan vrouwen zonder migratieachtergrond, maar ook vaker dan islamitische vrouwen die géén hoofddoek dragen. Dat geldt met name voor dienstverlenende functies met veel klantcontacten.
Moslima´s Dat blijkt uit een vergelijkende data-analyse in het tijdschrift European Sociological Review naar discriminatie op de arbeidsmarkt in drie Europese landen waaronder Nederland. De uitkomst suggereert dat het dragen van islamitische kleding zwaarder weegt bij discriminatie dan alleen een islamitische of migratie-achtergrond.
De analyse maakt deel uit van een veel breder Europees onderzoek naar discriminatie, het GEMM-project. Voor dat project werden duizenden fictieve sollicitaties uitgestuurd naar Europese werkgevers, om verschillen in respons te peilen. Uit die data bekeken academici van de universiteiten van Oxford en Utrecht en van het Duitse instituut voor migratie-studies in Berlijn (DeZIM) een subset van 2.397 sollicitaties van vrouwen met en zonder hoofddoek (hijab) naar dienstverlenende functies in Duitsland, Nederland en Spanje. Ook werd onderscheid gemaakt tussen functies met veel persoonlijke klantcontacten (receptionist, winkelbediende, kapper) en die met veel minder (kok, administratief medewerker, programmeur).
Ongesluierde moslima’s
Uit de analyse blijkt een „sterke discriminatie” van moslima’s met hoofddoek in Nederland en Duitsland. Van de niet-islamitische vrouwen zonder hoofddoek werd in Nederland bijna 70 procent opgeroepen voor een gesprek of gevraagd om meer informatie, van moslima’s met hoofddoek maar 34,5 procent en zonder hoofddoek 48,5 procent. Uitgesplitst naar beroepen met veel klantcontacten is het verschil nog groter: daarbij werd 65 procent van de vrouwen zonder migratie-achtergrond uitgenodigd, 41,7 procent van de ongesluierde moslima’s en slechts 17,6 procent van de islamitische vrouwen met hijab. Voor Duitsland gelden vergelijkbare percentages. In Spanje was het verschil voor gesluierde vrouwen veel minder.
Dat de afwijzing van gesluierde moslima’s het sterkst is bij functies met veel klantcontacten, wijst erop dat werkgevers anticiperen op negatieve reacties bij het publiek. De onderzoekers opperen dat werkgevers moslima’s zonder hijab eerder zien als ‘culturele’ of seculiere moslims, met een vagere relatie tot het geloof. Ze verwijzen naar eerdere studies die aantonen dat Europese bevolkingen overwegend afwijzend staan tegenover publieke uitingen van de islam, maar niet per se negatief tegenover moslims als groep.
De onderzoekers verbazen zich over de „hoge mate van discriminatie” in Nederland, omdat het land een traditie heeft van tolerante accommodatie van minderheden. Een verklaring is het jarenlange accent op Nederlandse culturele waarden in het integratie-debat. Dat kan leiden tot stigmatisering het buiten de orde plaatsen van gelovige moslims.
Bij hun bevindingen plaatsen de wetenschappers zelf een kanttekening. Op basis van hun onderzoek is het niet mogelijk te bepalen of werkgevers dezelfde reacties zouden hebben gehad op mannen met islamitische kledij of zichtbare tekenen van andere religies. Volgens een van de onderzoekers, de Utrechte socioloog Valentia Di Stasio, is dat laatste niet erg waarschijnlijk. „Uit ander GEMM-onderzoek blijkt dat sollicitanten die christelijk vrijwilligerswerk deden, daar geen nadeel van ondervonden. Het gaat echt alleen om moslims, en dan vooral om de hoofddoek.”
Verboden
De analyse werd uitgevoerd voor Nederland, Duitsland en Spanje, omdat in die landen een foto bij een sollicitatie niet ongebruikelijk is. Voor het experiment werd gebruik gemaakt van gekochte foto’s die met en zonder gefotoshopte hijab werden verstuurd.
Tussen de landen gelden ook relevante overeenkomsten en verschillen. Nederland en Duitsland kennen wettelijke restricties op het dragen van islamitische kleding, Spanje niet. Van de Duitsers en Spanjaarden vindt een kwart dat islamitische kleding in het openbaar verboden zou moeten zijn in Nederland ligt dat lager (14,5 %). Het aandeel van moslims in de bevolking is in Nederland (7,1 %) en Duitsland (6,1 %) vergelijkbaar. Spanje (2,6%) kent pas sinds begin deze eeuw toenemende immigratie uit islamitische landen.
Het is niet het eerste onderzoek naar discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Een experiment van het Verwey- Jonker Instituut wees vorig jaar uit dat studenten met een migratie-achtergrond grotere moeite hebben om een stageplek te vinden. Vooral mannen met een migratie-achtergrond werden minder vaak op gesprek gevraagd. Discriminatie op de arbeidsmarkt werd in 2010 ook vastgesteld in een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau Liever Mark dan Mohammed.