Met enkele duizenden zijn ze, de ceo’s, regeringsleiders en financiële zwaargewichten die deze week opnieuw verzamelen blazen in het mondaine Zwitserse bergdorp Davos.
Davos – Minstens even opvallend is evenwel het stevige lijstje van prominenten dat niet meer naar het World Economic Forum afzakt. In combinatie met het aanzwellende protest tegen het miljardairsfeestje voedt dit minstens toch de indruk dat de hoogdagen van het WEF stilaan voorbij zijn.
Davos wordt deze week al voor de 52ste keer omgetoverd tot een versterkte burcht, waar helikopters, privé-jets en veiligheidsagenten de toon zetten. Klaus Schwab, een Zwitserse ingenieur en econoom, zette de jaarlijkse bijeenkomst in 1971 aanvankelijk in de markt als het European Management Forum. Pas medio jaren tachtig veranderde de naam van de jaarlijkse politiek-economische hoogmis in World Economic Forum.
In de prille beginjaren lokte het gebeuren hooguit enkele honderden aanwezigen naar Davos, haast uitsluitend toplui van West-Europese bedrijven. Ook de Europese Commissie zette mee de schouders onder het initiatief, dat toen nog vooral een industriële agenda had. De meeste deelnemers werden in die beginjaren vooral naar Davos gelokt door het luxueuze kader, en door het vooruitzicht er op kosten van het bedrijf enkele dagen te kunnen skiën, tafelen en netwerken.
Oliecrisis
In 1973 stak de politieke en economische actualiteit Schwab een stevig handje toe. Eerst brak de oliecrisis uit, vervolgens stortte het Bretton Woods-systeem met vaste wisselkoersen in elkaar. En eind oktober van dat jaar brak ook nog eens de Jom Kipoer-oorlog tussen Israël een Egypte uit. Al dat wereldwijde onheil bleek in 1974 het sein voor een aantal politieke leiders om ook naar Davos af te zakken, en daarmee was de trend gezet.
Naarmate de globalisering van de wereldeconomie zich steeds nadrukkelijker doorzette en ook een politieke dimensie kreeg, begonnen almaar meer politici de meerwaarde van nauwere contacten met de toplui van toonaangevende bedrijven in te zien. En vice versa uiteraard. De pientere marketeer en lobbyist in Schwab, én de vaststelling dat er in januari slechtere oorden zijn om te vertoeven dan Davos, deden de rest.
Illusie van exclusiviteit
Wie er interviews met Klaus Schwab op naleest, krijgt daarin telkens opnieuw dezelfde boodschap mee: hij richtte het WEF op vanuit zijn geloof in het zogenaamde stakeholder capitalism. Heel kort door de bocht: elk bedrijf heeft, naast een puur economische missie, ook een bredere maatschappelijke opdracht. Het dient dus niet enkel de financiële belangen van de aandeelhouders maar ook van alle andere mensen die een bepaald belang kunnen hebben bij dat bedrijf. Gaande van de klanten en consumenten over de politiek – bedrijven zorgen immers voor belastinginkomsten, tewerkstelling en sociale stabiliteit – tot universiteiten.
Vraag is natuurlijk of de Zwitser die theorie er niet vooral achteraf bijgesleurd heeft. Als reactie op de aanzwellende kritiek dat Davos – naast de verkozen politici – ook heel wat mensen samenbrengt die geen enkel mandaat hebben om informeel en in besloten kring bepaalde politieke denkpistes op tafel te leggen.
Een tweede vaststelling: het WEF is gewoon ook een goed draaiend bedrijf. Intussen goed voor ruim 600 medewerkers, en zoals elk bedrijf kan ook het WEF elke vorm van publiciteit best gebruiken. Net zoals heel wat bedrijfsleiders, al was het maar uit pure ijdelheid, zich graag aanschurken tegen de politici of andere invloedrijke figuren die in Davos over de vloer komen.
Bedrijven die lid willen worden van de club – en dat zijn er intussen al vele honderden – kunnen dat enkel op uitnodiging én op basis van een aantal welbepaalde criteria. Daarbij onder meer de graad van innovatie, het disruptief vermogen én de bredere invloed van het bedrijf. Worden ze aanvaard, dan hoesten ze voor dat lidmaatschap ook een jaarlijks lidgeld op dat kan oplopen tot een half miljoen euro.
Geen peulschil, maar de illusie van exclusiviteit werk in bepaalde kringen nog altijd wervend. Ook de inmiddels hoogbejaarde Schwab (84) en zijn vrouw Hilde zijn niet bepaald armer geworden van hun geesteskind. De Zwitser betaalt zichzelf een royaal jaarsalaris van zowat een miljoen euro uit. Niet slecht voor iemand die in zijn boek The Great Reset nadrukkelijk voor minder sociale en economische ongelijkheid pleitte, en die zich al bij herhaling uitsprak tegen de aberrant hoge salarissen van veel ceo’s die in Davos present geven.
Privé-jets
Zeker na de publicatie van zijn boek in de zomer van 2020 – in volle pandemie – kwamen Schwab en het WEF almaar zwaarder onder vuur te liggen. In The Great Reset houdt hij een warm pleidooi om de wereld na de coronacrisis anders in te delen. Lees: meer aandacht voor het klimaat en voor sociale gelijkheid. Een eerder links-groene agenda dus, terwijl Davos nu net altijd al hét toonbeeld was van het harde kapitalisme. Met ceo’s en politieke leiders die met privé-jets naar het kleine bergdorpje afzakken en datzelfde klimaat dan blijkbaar enkele dagen lang net iets minder belangrijk achten.
Ook de vaststelling dat tal van wereldwijd actieve consultancy-bedrijven en multinationals – gaande van Accenture over Capgemini tot Pfizer en Google – in Davos mee de agenda bepalen, is niet echt bevorderlijk voor Schwabs geloofwaardigheid op sociaal vlak. Toch kunnen we ons de vraag stellen of al die complottheorieën de Zwitser niet al te veel eer aandoen. Netwerken is van alle tijden, en je moet als politicus of bedrijfsleider al behoorlijk principieel zijn om nee te zeggen tegen een aanbod om je daarbij ook enkele dagen in luxe te wentelen in een mondain Zwitsers bergdorp. Op kosten van het bedrijfsleven dan nog. De stelling dat al die Davos-gangers ook deel uitmaken van een heus wereldwijd complot om de democratie op te heffen, is evenwel nog enkele bruggen verder.
Linkse hoek
In dat opzicht is de analyse die de beroemde politicoloog Samuel Huntington in 2004 al maakte wellicht een stuk interessanter. Hij lanceerde toen de term Davos man. Vrij vertaald: een wereldwijde elite die volop profiteert van de economische globalisering en die nationale grenzen vooral als een lastige hinderpaal ziet.
Die groeiende groep van ondernemers, academici en andere winnaars van de globalisering heeft volgens Huntington ook weinig op met nationale regeringen, en ze kijkt enigszins neer op mensen die op de nadelen van de globalisering wijzen. En ze vindt dankbaar gehoor bij heel wat grote multinationals, die altijd al een broertje dood hadden aan al te veel regels.
Met andere woorden: enig eigenbelang en pragmatisme zijn al die mensen niet echt vreemd, en Davos biedt hen een gedroomd forum om de eigen agenda door te duwen. Daarnaast kan je ook moeilijk om de vaststelling heen dat het WEF de voorbije jaren uitgerekend vanuit linkse hoek almaar meer tegenkanting kreeg. Allerlei NGO’s protesteren er nadrukkelijk tegen de top zelf of proberen hun thema’s mee op de agenda te krijgen, en ook politiek lijkt de wind stilaan te draaien.
Jawel, ook dit jaar zakken onder meer Ursula von der Leyen, Christine Lagarde, Roberta Metsola en – niet te vergeten – Alexander De Croo en Jan Jambon gewoontegetrouw nog af naar Davos. Maar minstens even interessant is het lijstje van politieke en economische zwaargewichten die bedankten voor de eer: te beginnen bij zomaar even zes van de zeven G7-leiders (de zeven belangrijkste industrielanden ter wereld) over de Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen tot de uitgesproken linkse filantroop George Soros. Qua symboliek kan dat alvast tellen.