Het probleem in de asielcrisis is niet de staatssecretaris, maar de opdracht waarmee de regeringspartijen hem op pad hebben gestuurd: zoek het maar uit.
Asielbeleid – De situatie rond het opvangcentrum in Ter Apel leidt tot snel oplopende inflatie in het publieke debat. Het aantal keren dat de toestand door de betrokken bestuurders ‘onbeheersbaar’ werd genoemd en dat we als land door een ‘morele ondergrens’ zakten, is inmiddels niet meer te tellen. De komst van Artsen zonder Grenzen naar de Groningse gemeente markeerde donderdag niettemin een nieuw dieptepunt. Niet eerder in de geschiedenis voelde de hulporganisatie zich gedwongen bij te springen in Nederland. De dokters voorzien een medische noodsituatie als er niet snel iets verandert.
De eerste reactie van dienstdoend staatssecretaris Van der Burg was donderdag veelzeggend voor het niveau waarnaar het asieldebat is afgegleden: hij vindt het weliswaar ‘heel erg’ dat het nodig is maar is toch ‘heel blij’ dat AzG bijspringt. ‘Het helpt wel om de kwaliteit daar te verbeteren.’ Alsof de overheid met één telefoontje naar Defensie of een willekeurige evenementenorganisatie niet zelf binnen een dag zou kunnen zorgen voor voldoende onderdak, voedsel en sanitaire voorzieningen.
Hier is dan ook meer aan de hand. Van der Burg oogt al maanden onmachtig. Hij praat de blaren op zijn tong en hoopt steeds opnieuw dat hij ‘volgende week’ weer ergens een cruiseschip, een hotel of wat noodwoningen bij de gemeenten weet los te weken. Dat is hem niet eens kwalijk te nemen, want in Tubbergen heeft hij inmiddels ervaren hoe de lokale bevolking reageert als hij zelf opvanglocaties aanwijst tegen de wil van de lokale politiek. Dat kan een rijksoverheid zich niet te vaak permitteren.
Het probleem is dan ook niet deze staatssecretaris, maar de opdracht waarmee de regeringspartijen hem en al zijn recente voorgangers op pad hebben gestuurd: zoek het maar uit. Een land dat enerzijds ruimhartig asielzoekers wil opvangen maar anderzijds kampt met een structureel tekort aan woonruimte, opvangcentra, personeel en integratiemogelijkheden, ontkomt niet aan een fundamenteel debat over de vraag hoevéél mensen er dan welkom zijn, onder welke minimale omstandigheden we hen dan willen opvangen en wat daarvoor georganiseerd moet worden. Het argument dat nadenken over inperking nou eenmaal niet mag van de Verenigde Naties of van Brussel volstaat niet. Ook over verdragen moet gepraat kunnen worden, en Nederland staat hierin niet bepaald alleen.
Deze diep verdeelde regeringscoalitie loopt echter al sinds 2017 met een grote boog om die kwestie heen − twee ellenlange formaties ten spijt − en krijgt daarvoor nu de rekening gepresenteerd. De recente warme ontvangst van 70 duizend Oekraïners bewijst dat er in Nederland heus draagvlak is voor de opvang van mensen in nood, maar niets is funester voor dat draagvlak dan dit bestuurlijke gepruts van een overheid die de grip op de situatie overduidelijk kwijt is en geen moment de indruk weet te wekken dat er verbetering in zicht is.
Juist de regeringspartijen die zo zeggen te hechten aan Nederland als een gastvrije, open, humane en veilige haven − D66 en de ChristenUnie voorop − zouden zich dat veel meer moeten aantrekken dan ze nu doen.